Papa is dood

Hai Mano.

Hé grote vriend.

Mama zei dat ik aan jou alles kan vragen?

Ja, ik weet bijna alles.

Ook over de dood?

Daar weet ik juist heel veel van.

En weet je de uitkomst van moeilijke sommen?

   Nee, dan moet je naar je meester of juf. 

Goed dan. Ik heb massa’s vragen.

          Kom maar op.

Mijn vader was heel erg ziek en is gisteren dood gegaan.  Over vier dagen wordt hij begraven. Mama zei dat ie in de grond wordt gestopt.  Maar wordt ie dan niet heel erg vies?

         Hij ligt in een kist. Daarin blijft hij mooi schoon.

Moet hij speciale kleren aan in de kist?

Meestal trekken ze de dode zijn of haar lievelingskleren aan.

Houden ze in de hemel deze kleren voor altijd aan?

De kleren neemt hij niet mee naar de hemel, want daar ben je niet met je lijf, maar met je ziellichaam.

Wat is je ziellichaam?

Bijna hetzelfde als je gewone lichaam, maar dan doorschijnend.

Is je ziellichaam bloot?

         Nee, want je kunt je kleren dan zelf bedenken.

Hoef je die niet in een winkel te kopen?

         Nee, handig hè?

Wat is eigenlijk je ziel, Mano?

Dat wat je écht bent. Je ziel zit in je lichaam als je geboren wordt en gaat er weer uit als je dood bent.

Is dan alleen je lijf dood?

Precies.

Gaat je lijf dood, als je heel moe bent?

      Nee hoor, echt niet als je een beetje moe bent.

En als je héél erg moe bent?

            Dan ook niet, je kunt gewoon weer uitrusten.

Ga je dood als je ziek bent, net als mijn vader.

Je vader was heel ernstig ziek. Dan kun je soms doodgaan, maar niet als je maar een klein beetje ziek bent. 

Dat snap ik wel.  Maar als je een gekke ziekte hebt, waarvoor geen pillen bestaan, ga je dan dood?

             Heel soms wel.

Ga je altijd dood, als je oud bent?

Iedereen wordt geboren en iedereen gaat een keertje dood. Wannéér weet niemand van te voren. Als je een bos bloemen koopt, is er eentje na één dag al dood en verlept en de andere blijven wel twee weken mooi overeind staan.

Gaan kinderen ook wel eens dood?

Héél soms, als ze een akelige ziekte hebben,  die de dokters niet  beter  kunnen maken.  Maar gelukkig komt dat niet zo vaak voor.

Poeh, gelukkig maar.

Genoeg voor vandaag, beste vriend (in). Anders stroomt je hoofd       over. Morgen mag je me weer vragen stellen, afgesproken?

Okidoki, tot morgen, Mano.

Lachen mag, huilen mag