Gabor voelt zich lelijk

Gabor voelt zich lelijk

Pssst Evi, maak je eens los van je lijf. Je mag weer met me mee.

Huh, wat is er, Mono?

        Kom meisje, we gaan naar Hongarije.

Naar wie?

         Naar Gabor. Het gaat niet goed met hem.

Wat is er met hem?

Hij voelt zich het lelijkste jongetje van de hele wereld. Het liefst kruipt hij in een   donker hoekje, zodat niemand hem ziet.

O wat zielig. Dan moeten we maar eens vlug gaan.

--- 

Maak hem maar met je hoorn wakker, Mono.

Dit bestaat niet…Hoe komen jullie hier? Wie zijn jullie?

Mono is een eenhoorn en ik ben Evi.

        Wat komen jullie hier doen?

We komen luisteren naar jouw verhaal, Gabor.

Verhaal? Ik héb geen verhaal, ik ben niemand en ik zal nooit iemand worden.

Natúúrlijk ben je iemand en iéder mens heeft een eigen verhaal. 

Nou, ik niet. Kijk nu eens naar me, dan begrijp je toch wel dat ik niks voorstel. Ik voel me als een aards lelijke trol. Ik kan maar beter diep onder de grond gaan wonen, zodat  niemand me ziet.

O, dát is jouw verhaal.

        Rotverhaal hè!

Vind jij jezelf écht zo lelijk?

Ja, kijk eens naar die flaporen, die hazen-tanden, die haviksneus en  dan dat piekhaar. Het is niet om áán te zien. Iedereen vindt mij lelijk. Alle kinderen van de school lachen me uit. Daarom ga ik daar nooit meer naar toe, básta!           

Kijk eens in deze spiegel, Gabor.

        Nee nee nee, géén spiegel, ik wil absoluut géén spiegel!

Oké, dan zal ik je eerlijk zeggen wat ik zie, goed?

        Hoeft niet, ik weet toch allang dat jij me ook lelijk vindt.

Ik zie een jongen met prachtige helblauwe ogen, guitige kuiltjes in zijn wangen, een krachtige kin,  een flinke bos blond haar, mooie brede schouders en goed gevormde benen.

Hè, zie jij dat allemaal? Hoe kan het dat jij ándere dingen aan mij ziet dan ikzelf?

Misschien kijk ik met een ander gevoel.

 Zie je niet mijn flaporen, kromme neus en vooruitstekende tanden?

Ik zie het wel, maar die dingen maken je niet lélijk. Eigenlijk vallen die dingen me niet eens op.

             Hoe kan mijn neus dan wél bij andere kinderen opvallen?

Omdat ze zélf hun eigen uiterlijk héél belangrijk vinden.

             Daar zeg je me wat.

God vindt ál zijn kinderen éven mooi, wist je dat?

            Ik kan me niet voorstellen dat God mij mooi vindt.

Natuurlijk wel, Hij heeft je zélf geschapen.

            Dan had ik liever gehad dat Hij me mooier gemaakt had.

God zit in elk mens en iedereen krijgt een lichaam dat bij zijn geest past en waarin hij het best zijn geplande les kan leren.

              Wat moet ik dan leren, Evi?

Zeg maar tegen Gabor dat de binnenkant belangrijker is dan de buitenkant, Evi.

Tuurlijk Mono.

Weet je, Gabor, Mono laat je weten dat de binnenkant belangrijker is dan de buitenkant.

 Wat bedoel je daarmee?

Hoe je bént met je karakter, begrijp je?

Snap ik. Bij mij zit een super knap meisje in de klas, maar ze kan vreselijk verwaand en  krengerig zijn.

Juist, dat bedoel ik. Heb je dan niet liever te doen met een minder knap meisje, dat heel aardig is? 

Zéker weten!

Andersom geldt dat natuurlijk ook. Andere kinderen vinden jou vast een hartstikke aardige knul.

            Zou dat? Kweenie hoor.     

Eigenlijk is het helemaal niet belangrijk wat anderen van jou vinden, Gabor.

        Hoezo? Ik vind dat wél belangrijk.

Ga er maar vanuit dat alle klasgenoten jou met andere ogen bekijken.  De een heeft een hekel aan zijn eigen wipneus en kijkt naar jouw neus. De andere heeft minioortjes en zal die vergelijken met jouw oren.

         Gaat dat écht zo?

Ja, mensen oordelen alleen over iets waar ze zelf mee bezig zijn, anders zou het  hen niet eens opvallen.

         Werkelijk? Maar als ik nu zélf mijn tanden niet mooi vind.

Dan vergelijk je blijkbaar jouw tanden steeds met die van anderen.

         Aha, dat doe ik inderdaad.

Stel dat alle kinderen scheve tanden hadden, dan zou je scheve tanden normaal en mooi vinden.

En als iedereen een haviksneus had, zou ik die dan mooi vinden?

Precies.

        Maar toch wil ik rechte tanden.

Misschien kun je later een beugel nemen.

Dat was ik al van plan. Maar de rest wat ik lelijk vind… Ik kan toch niet alles laten veranderen?

Dat hoeft ook helemaal niet. Het belangrijkste wat je te doen hebt is, om jezélf te accepteren  zoals je bent.

Hoe moet ik dat doen, Evi? Ik heb werkelijk geen flauw idee.

Prent jezelf elke dag in, dat je van jezelf houdt. Maak er maar een zin van, zoiets als: ‘Ik ben een prachtig en uniek mens’.

         En moet dat helpen?

Als je niét van jezelf houdt, blijf je kwetsbaar en gevoelig voor wat een ánder van je vindt.  Dat moet je niet langer laten gebeuren.  Neem de touwtjes in éigen handen. Je bent zélf verantwoordelijk voor je eigen gevoelens en  hoe je denkt, zó voel je je ook.

Leg eens verder uit, Evi, want dit lijkt me wel erg belangrijk wat je nu zegt.

Oké, even een korte test. Denk eens in jezelf de zin: ‘Niemand vind mij mooi’.

         Zal het denken.

En? Hoe voelt dat in je lijf?

         Niet fijn, het lijkt of ik zo klein word als een mier.

Precies, je wilt het liefst wegkruipen, omdat je onzichtbaar wilt zijn voor anderen.

         Klopt, dat is wat ik al máánden doe, Evi.

Daarom heeft Mono me hier naartoe gebracht. Nu een ándere zin: ‘Ik ben helemaal goed zoals ik ben.’

Hé, dat voelt totaal anders, het lijkt wel of mijn buik ópen gaat.

Voel je het tintelen?

        Ja, raar hoor.

Helemaal niet raar, dát is wat ik bedoelde. Je kunt door je eigen denken te veranderen, jezelf góed voelen. Je gaat dan tintelen van blijdschap.

        Lang geleden dat ik me zó fijn heb gevoeld van binnen.

Ik heb je straks verteld dat God in elk mens is hè.

        Ja.

Je kunt God vóelen in je lijf, als je goede zinnen in je hoofd maakt.

        Als het tintelt van blijdschap van binnen, voel ik dan God?

Ja, mooi hè.

         Mag ik je een knuffel geven, Evi?

Tuurlijk. Vergeet je Mono niet? Want zonder hem was ik hier niet helemaal in Hongarije.

         Wat ben je lekker zacht, Mono, je lijkt wel van fluweel!

Jij voelt nu hoe jij zélf aan de binnenkant bent, zo zacht als fluweel.

Mono zegt, dat jij zelf van binnen net zo zacht bent als zijn buitenkant.

         Oho, wat een lieverd.

Net als jij dus.

        Tijd om te gaan, Evi.

Verhip, het is al bijna tijd om op te staan, ik moet naar school.

 Ik zal ook maar weer eens naar school gaan. Dankzij jullie durf ik dat weer aan!

Dag lieve Gabor.

        Dag lieve Evi en Mono.

De volgende dag ging zij voor de spiegel staan en keek zichzelf eens goed aan. Hoe zag ze er eigenlijk uit? Ze deed alsof ze voor de eerste keer zichzelf als vreemdeling ontmoette. Ze zag een meisje met pretoogjes, sproetjes op d’r neus, oren die een klein beetje flapperen en rossige krullen die wild alle kanten op dansen. Ze deed haar mond wijd open en inspecteerde haar gebit. Een ondertand groeit een beetje scheef naar binnen en boven wipt er eentje schuin naar buiten.  Toen ging het meisje allerlei gekke bekken trekken. Hoei, wat prachtig super lelijk en heerlijk maf. Hé, dat meisje kén ik, dat ben ik, hihi.