Regenboog

Wat ben jij een magnifieke Regenboog!

Vind je?

Met zulke prachtige zachte kleuren. Hoeveel zijn het er eigenlijk?Ik wil ze wel tellen, maar dat lukt me niet.

        Het zijn er zeven.

Ze lopen volgens mij iets in elkaar over, klopt dat?

Dat is juist. Als de kleuren in elkaar overlopen, krijg je nog méér kleuren.

Eens kijken… Het buitenste randje is rood, het tweede oranje, dan komt volgens mij geel, dan groen, lichtblauw, donkerblauw en het buitenste randje lijkt me wat paarsig.

Je hebt goede ogen. Weet je dat mijn kleuren ook in mensen verstopt zitten, Evi?

Ja, ik zie die kleuren wel eens als straling rondom mensen heen.

Fijn dat je het kunt zien. 

Weet je ook dat een mens zeven gekleurde binnenkamertjes heeft?

Wat een grappig woord... “binnenkamertjes”. Vertel er eens iets meer van, wil je?

Tja, hoe leg ik je dat het beste uit? Weet je wát... 


Teken in gedachten helemaal in je onderbuik met kleurpotlood een rood cirkeltje,  dat is je eerste binnenkamertje.

Oké. Ik zal mijn ogen dicht doen, dan kan ik er beter een voorstelling van maken.

Goed, je eerste binnenkamertje is rood. In deze kamer stel je jezelf de volgende vraag: 

Wat kan ik?

Ik kan zovéél. Ik kan lopen en dansen, praten en zingen, tekenen en schilderen, rekenen, spelen, lachen en eten. O ja, en ook nog slapen. Gossie, wat kan ik eigenlijk veel hè!

Als je langer zou nadenken, kun je nog véél meer. Maar pak nu in gedachten een oranje potlood en teken bovenop de rode cirkel een oranje cirkel. Dat is je tweede binnenkamertje. Hier stel je jezelf de vraag: 

Wat voel ik?

Nou, dat is een héleboel. Soms voel ik me gelukkig, dan weer beetje triest. Ik voel ook wel eens spijt, of jaloezie, of ergernis. Soms ben ik gewoon boos,  of heel vrolijk, of zelfs een beetje verliefd,  ja hoor.

Nu teken je boven de oranje cirkel een gele cirkel, zo’n beetje op de hoogte van je navel.

Wat kan ik hier aan mezelf vragen?

Wat wil ik? 

Ik wacht, denk maar rustig na.

Uhm... Ik wil groot worden natuurlijk en dan wil ik een verre reis maken. Ook wil ik leren om niet meer zo’n flapuit te zijn en verder weet ik het nu even niet zo snel.

Dat hoeft ook niet, Evi. Je kunt elke seconde weer even in deze kamer binnenwippen. De volgende cirkel teken je met een groen potlood op de hoogte van je hart. Vraag je nu af: 

Wat gééf ik?

Oké. Tja, wat geef ik allemaal? Ik geef kadootjes aan een jarige en ik stop geld in een collectebus.

En wat geef je van jezelf?

Eh... liefde misschien?

Juist ja, liefde is het allerbelangrijkste wat je kunt geven. Liefde kost geen geld en raakt nóóit op, het komt uit een bodemloze put!

Wéét ik, Regenboog... liéfde. Sorry hoor, hoe kon ik dát nou vergeten!

De volgende cirkel is lichtblauw. Je tekent hem op de hoogte van je keel. In deze binnenkamer kun je vragen: 

Wat zég ik?

O. Nou, meestal zeg ik wel wat ik denk. Maar ik heb gemerkt dat ik dat beter niet altijd kan doen, dat ik vaak beter kan zwijgen. Of beter kan zeggen wat die ander graag wil horen... Complimentje geven, ik noem maar wat.

Dat is pienter, van complimentjes worden mensen blij. Welnu, voor de volgende cirkel heb je een donkerblauw kleurpotlood nodig. 

Je tekent hem in gedachten tussen je wenkbrauwen en stelt je daarbij deze vraag: 

Wat dénk ik?

Ach Regenboog, hoe moet ik nu in een paar zinnen vertellen wat ik denk?! Ik denk de héle dag dóór!  Mijn hersentjes staan nooit stil, ik vind het best lastig dat het in mijn hoofd altijd blijft woelen.

Snap ik. Gedachten lijken soms een woelige zee. Maar misschien kun je proberen om van je gedachten een stil meertje te maken.

Gráág! Hoe moet dat dan?

Je móet niets. Maar als je wilt, kán het wel. Je kunt ademhalingsoefeningen doen. Als je langzaam ademt, worden je gedachten rustiger.

Aha, wil je het eens voordoen?              

Tuurlijk, doe mij maar na. Adem met je buik in, hij wordt bol, zie je? Adem nu weer langzaam en rustig uit, je buik wordt weer plat. Tél er nu maar bij: IN één...twee...drie... En UIT één...twee...drie... Regelmatig en rustig: in… uit…in…uit...

Het voelt wel héérlijk, Regenboog. Dat zal ik nog véél vaker doen als mijn hoofd zo druk is, zeker weten!

Fijn. Dan nu de laatste cirkel.

Is dat de paarse?

Ja, teken deze in gedachten maar boven op je kruin. Vraag nu:

Wat ben ik?

Ik ben een mens, een jong meisje met rossige krullen en een wipneus.

        Klopt. En wat nog meer?

Hoe bedoel je? Ben ik nog méér dan dat?

        Ja, nog véél meer.

O... Nou, ik bén een mens die dingen dóet en vóelt en wíl en gééft en zégt en dénkt.

Dat is al beter. In al deze zeven binnenkamers kun je je zo vaak als je wilt even terugtrekken en eens gezellig met jezelf babbelen.

Ik heb dus een groot huis, hè Regenboog. Met wel zéven kamers!

Je kunt je kamers gezellig gaan inrichten in mijn kleuren. Wat dacht je daarvan?

Leuk plan! Als ik daarmee klaar ben, kom je dan bij me op de thee, Regenboog? In mijn oranje kamer, oké?

        Afgesproken, haha.