Pesten of communiceren

Pesten of communiceren

De volgende dag op school, kwam Fedde naar me toe. 

        Hé Evi, wil jij met mij samen een spreekbeurt maken? 

O ja, da’s waar. We moeten het dit keer met zijn tweetjes doen. Ik wil dat wel samen met jou doen, zeker. Had je al iets in gedachten?

Nee, nog niet echt. Maar ik weet dat jij altijd van die originele ideeën hebt.

Aha slimpie, jij kiest mij om zelf niets te hoeven bedenken.

         Uh, je hebt me door… sorry hoor, het spijt me echt.

Zullen we allebei een lijstje met mogelijke onderwerpen maken?  Die leggen we dan naast elkaar en dan kijken we welk onderwerp ons allebei het meest aanspreekt.

         Ja, goed plan.

--

Even later legden we onze briefjes naast elkaar.

Kijk Evi, we kunnen het over marmotten doen, voetballen,  het weer, of pesten op school.

De juf had gezegd dat het niet over sport of dieren mochten doen, dus die twee vallen al af.  Over het weer hebben Alex en Suzan het twee weken geleden al gedaan, dus dat kunnen we beter niet doen.

        Nee, dan luistert er niemand naar.

Pesten vind ik echt een heel goed onderwerp.  Daar kunnen we veel over vertellen. Kinderen zullen het gevoel bij zichzelf herkennen en er zullen veel vragen over kunnen komen.  Ja, het lijkt mij prima om het daar over te hebben.

Laat jouw briefje eens kijken? Er staat maar één zin op: ‘Hoe leer je praten mét elkaar in plaats van tégen elkaar?’ Hé, dat is mooi! We kunnen onze onderwerpen met elkaar combineren! Als je goed kunt communiceren met elkaar, dan ga je vanzelf niet meer pesten.

High five, Fedde!

High five, Evi! Wat weet jij over mét elkaar praten in plaats van tégen elkaar? Over goed communiceren, dus?

Het belangrijkste lijkt mij om de ander een goed gevoel te geven, dan wordt het een goed gesprek. Zullen we proberen om allebei een lijstje te maken van wat we er al over weten en deze weer bij elkaar leggen?  Zo maken we de spreekbeurt écht samen. Dat voelt goed!

Eigenlijk merk ik nu pas dat het me juist zéker maakt. Door het gewoon zelf te doen, wordt mijn onzekerheid minder.

Ja, grappig hè! Als je gewoon doet waar je bang voor bent, smelt de angst weg. 

Even later hadden Fedde en ik allebei wat opgeschreven. Dit was zijn lijstje;

Je kunt iemand een goed gevoel geven, waardoor het een goed gesprek gaat worden, door:

- Aandacht geven

- Aanmoedigen 

- Vriendelijk zijn 

- Glimlachen

- Complimenten geven

- Sorry zeggen

- Vertrouwen hebben

- Geduld tonen 

- Troosten

- Meedenken

 

En mijn lijstje: 

- Met je hart luisteren, dan hoor je echt wat de ander bedoelt.

- Als het ware in de schoenen van de ander gaan staan en een    stukje met hem  meelopen. Zo begrijp je hem en voel je wat hem   bezighoudt.

- Stel open vragen, met een open houding.

- Spreek bewondering uit voor zijn/haar gedachten en bundel   deze met jouw eigen gedachten.

- Proef je woorden voordat je ze uitspreekt.

- Bespreek mogelijkheden in plaats van problemen.

- Bedenk dat niets fout is, alleen mooi anders.

---              

Nou, dat is een prachtige lijst, Fedde! Complimenten voor jou!

Die van jou ook, Evi. Wat leg je dat goed uit. 

Als je op deze manier met elkaar omgaat, dan is het onmogelijk om ruzie met elkaar te krijgen.

En ook onmogelijk om te pesten. Dat is meteen dé oplossing van pesten! Hoerá!

Jazeker, dat hebben wij mooi bedacht.  Maar voordat mensen op deze manier kunnen denken, moeten ze wel respect hebben voor andere mensen.  Zonder respect gaan ze anderen oordelen.

Ja, de ergste vorm van oordelen is pesten.

Klopt. Waarom zouden grote mensen en kinderen elkaar eigenlijk pesten? 

 Misschien omdat de pesters jaloers zijn? Of onzeker, verwaand, bang of bazig.

Het zegt dus iets van de pester en niet van degene die gepest wordt?

Ja ja, dat is het hem, Evi. Het ligt niet aan het slachtoffer, maar aan de dader. Je hoort vaak dat het slachtoffer sterker moet worden, zich moet leren afzetten tegen de pesters. Maar het zijn de pesters die iets mankeren, zij moeten ook geholpen worden. 

Zij moeten leren zien dat er iets achter hun pestgedrag schuilt.

        Precies, Evi!

Misschien is er bij de pester thuis wel iets aan de hand?  Als hij of zij thuis niet genoeg aandacht krijgt, kan hij/zij door te pesten wél aandacht krijgen.

Negatieve aandacht is ook aandacht. Ook kan de pester over iemand iets naars vertellen om zichzelf béter te laten lijken.

Dat doet ie alleen maar omdat ie zelf onzeker is, anders hoeft ie zo niet te doen. 

En we moeten ook nog vertellen over de kinderen die gepest worden. Kinderen die bijvoorbeeld rood haar hebben, een beugel hebben of een grote neus, die vallen op en worden dan vaak gepest. 

Akelig hoor! Kinderen die gepest worden, voelen zich hartstikke onzeker en bang dat ze niet goed genoeg zijn.  Meestal durven ze er thuis niet goed over te praten.  Ze kunnen dan niet goed slapen of krijgen buikpijn. Ben jij wel eens gepest, Fedde?

Uh, ja… best veel eigenlijk. Daarom had ik dit onderwerp ook op mijn lijstje gezet.

Wil je erover praten?

Uh, uh, nou vooruit dan. Ik kan niet zo goed rekenen en ik haal steeds lage punten. Er zijn twee jongens in de klas die mij hierom steeds voor de gek houden. Ze noemen mij ‘kabouter puk’. Omdat ik ook nog zo klein ben, vind ik dat echt helemaal niet leuk. Ik mag niet meedoen met spelletjes op het speelplein, daarom voel ik me buitengesloten. 

Hè, wat naar voor je! Wil je dat ik je ga helpen met rekenen?

        Wil je dat? O, dat zou fijn zijn!

Weet je wat? Zullen we samen hierover eens met meneer Hendriks gaan praten? Dit móet hij gewoon weten. 

         Durf jij dat?

Ja hoor, jij ook?

         Samen met jou, durf ik het wel.

Oké, doen we. We hebben intussen al veel goede informatie voor onze spreekbeurt verzameld. 

Zeker weten. Misschien ga ik tijdens onze spreekbeurt ook wel vertellen dat ik zelf gepest wordt. Dan voelen de pestjongens zich misschien wel aangesproken. Ik zal natuurlijk niet zeggen wie het doen, maar dat weten ze zelf dan wel.

Dat is knap van je Fedde, heel knap.  De bel gaat, we moeten stoppen. Zullen we bij mij thuis onze spreekbeurt verder afmaken?

Dat is goed. Dan moet ik wel even naar huis bellen, anders wordt mam ongerust.

 ---

De dag dat we onze spreekbeurt deden, was ik best zenuwachtig. Dat merkte ik omdat ik vaak moest plassen. Fedde zei dat hij last van knikkende knieën had.

Het is best opvallend dat je lichaam je een seintje geeft als er wat aan de hand is. Sommige kinderen, maar ook grote mensen krijgen hoofdpijn als ze iets spannend vinden, of als hun hoofd te vol zit van het piekeren. Anderen krijgen pijn in hun rug of stijve spieren als ze teveel spanning vasthouden.

Ik krijg zelf wel eens stijve kaken, als ik teveel achter de computer zit. Ik denk dat ik overgevoelig ben voor de spanning van zo’n groot netwerk, zoals internet. Voel jij spanning ook ergens in je lijf? 

De spreekbeurt liep als een trein. Ieder op de beurt vertelden Fedde en ik een stuk en daarna was er tijd voor reacties.  Er kwamen flink wat emoties los en het bleek dat zeker de helft van de klas wel eens gepest werd en iedereen vond dat vreselijk. 

Een aantal kon er niet goed door slapen, een aantal kreeg buikpijn of hoofdpijn, sommigen werden mopperig en de meesten voelden zich onzeker en gingen manieren verzinnen om er weer bij te horen. Bijvoorbeeld door zich onderdanig te gedragen en anderen hun zin te geven. Soms gingen ze zelfs snoepjes van thuis meenemen als lijmpoging.

En weet je wat nóg frappanter was; de kinderen die gepest waren, gingen zelf later ook pesten, ook al wisten ze dat pesten pijn doet.

Toen Fedde en ik daar op doorvroegen, bleek dat ze dat als machtsmiddel gebruikten, omdat ze zichzelf onmachtig voelden. We besloten toen met de hele klas om voortaan niet meer te pesten, maar duidelijk te communiceren met elkaar. Zeggen wat je voelt, is dan de eerste stap.

Het was dus een goede spreekbeurt en alle kinderen voelden zich opgelucht. Op het speelplein werd er nog over nagepraat. Later vroeg onze meneer of we onze spreekbeurt in alle andere klassen wilden doen, zodat de hele school er wat aan zou hebben. Fedde en ik glommen van trots!

Vragen voor jou