Sanchez heeft spijt

Sanches heeft spijt

Kom Snoepie, wil je met me mee naar Mexico?

Oei, helemaal naar Noord-Amerika?

      Ja, het land van de grote hoeden. De sombrero’s, weet je wel.

Heeft daar iemand onze hulp nodig?

      Sanchez heet ie. Hij zit diep in de put.

Wat is er aan de hand met hem?

       Hij heeft veel mensen bestolen en nu heeft ie écht spijt.

Wat kunnen wij voor hem doen?

       Hij is bang dat God hem zal straffen. 

Dan heeft hij inderdaad onze hulp nodig, Mono.

--- 

Hallo Sanchez.

Mama mia, waar ben ik?

Gewoon thuis, in je eigen bed.

        Huis? Krót zul je bedoelen. Slaap ik nog?

Ja, hálf.

       Zijn jullie écht?

Zal ons even voorstellen… Dit is Mono, mijn beste vriend. Op zijn rug heeft hij me hier naar toe gevlogen. O ja, en ik heet Evi.

Wow, het lijkt wel of hij zó uit een sprookjesboek is gestapt.

Mooi is ie hè! Hoe gaat het met je, Sanchez?

        Heel goed!

Is dat écht waar? Mono vliegt anders alleen naar kinderen waar het niet zo goed mee gaat.

Dan zal ik het maar eerlijk zeggen: ik voel me heel slecht van binnen. Ik ben gewoon een rótkind. Ik deug voor niks en niemand.

Hoho, rótkinderen bestaan niet. Er zijn alleen kinderen die tijdelijk de juiste weg kwijt zijn.  Dat kan een heleboel verschillende redenen hebben.

        O ja? Wélke redenen dan?

Als er in het gezin iets gebeurd is wat verwarring kan geven.  Bijvoorbeeld ruzie, een scheiding, ziekte of armoe.

Armoe… hiermee sla je de spijker op zijn kop, Evi. Ons gezin is echt heel arm. Papa heeft al jaren geen werk meer.

Heb je veel broertjes en zusjes?

       We zijn met zessen. Met mam en pap erbij dus met achten.

Vind je het gezellig thuis?

Nee, helemáál niet. We worden allemaal chagrijnig als we honger hebben.  Als ácht mensen chagrijnig zijn, is dat heus geen feest!

Ja, dat snap ik wel. Hoe komen jullie aan eten?

Da’s nu juist het probleem. We moeten eten zoeken in afval van andere mensen of we moeten het stélen.

Oei, wat naar voor jullie.

       Zeg je niet: ‘Fóei, wat slecht!’?

Slécht? Nee hoor, beslist niet. Je moet toch éten, anders sterf je van de honger.

        Stelen mag toch nooit, ook al heb je honger?

Als rijke mensen zich niet zoveel zouden toe-eigenen, zouden álle mensen op de hele wereld te eten hebben.

        Zouden wij dan geen honger hoeven te lijden?

Nee. In India woonde vroeger een hele wijze man. Hij heette Ghandi. Hij zei: “De aarde brengt voldoende voort voor ieders behoefte, maar niet voor ieders hebzucht.”

        Ja ja, da’s een goeie! Die moet ik onthouden!

Mono voelde dat jij bang bent dat God je zal straffen, omdat je eten gestolen hebt. Ik weet dat ik niet mag stelen. Het is mijn eigen schuld als God me hiervoor straft. God is liefde, Sanchez. Hij weet niet eens wat straffen is! Hij kent totaal geen oordeel.

Geen oordeel? Hoezo niet? Iederéén veroordeelt toch stelen!

God is geen méns of supermens die bepaalt wat goed en slecht is. Mensen mogen zélf bedenken: dit is prima en dat is fout.

         Aha, maar hoe weet je dan wat écht fout is?

Niéts is echt fout. Wat voor de één fout is, is voor de ander goed.

        Dus stelen is voor de armen goed en voor de rijken fout?

Zo kun je het zeggen ja. Heb je ooit eens gehoord van het woord ‘karma’?

         Nee, wat is dat?

De gevolgen van onze daden wordt karma genoemd.

        Heeft elke daad een gevolg dan?

Ja, alle acties geven réacties.

       Kun je dat uitleggen?

Als je tegen een bal trapt, vliegt ie door de lucht. Het trappen is de actie en het vliegen is de reactie.

      Oké, weet je er nog een?

Als je mama helpt met de afwas, wordt zij blij. Wat is de actie en reactie dan?

De actie is het afwassen en het blij zijn van mama is de reactie.

Goed zo. Maar soms weet je niet wat je zelf veroorzaakt, je let dan niet zo goed op wat je acties zijn. Dan ben je onbewust.

        Wat gebeurt er dan?

Hoor eens, je hebt het bewuste en het onbewuste. Bedenk maar dat je twee laatjes in je hoofd hebt, één bóven en ééntje onder. In het bovenste zitten de ervaringen die je je kunt herinneren, en in het onderste worden gebeurtenissen bewaard die je bent vergeten.

        O, is het dan erg om wat te vergeten?

Nee, maar je beseft dan ook niet dat jouw actie voor die ander wel eens heel vervelend kon zijn. En dáár gaat het om.

        Sjonge, wat praat je toch ingewikkeld, Evi!

O… Maar ik wil het wel wat uitwikkelen hoor! Bijvoorbeeld: je schopt iemand tegen zijn schenen.  Die ander heeft pijn, maar jij voelt niets. Je bent je onbewust van de pijn die jij veroorzaakte. Deze daad wordt bewaard in het onderste laatje in je hoofd.  Op een dag wordt jij zélf geschopt. Ai, dat doet niet alleen pijn, maar ook je onderste herinneringslaatje gaat open. Misschien besef je dán dat schoppen niet fijn is.       

Stop ik de herinnering dan weer terug in het onderste laatje?

Als je nog steeds niet beseft dat je pijn bij een ander hebt veroorzaakt, dan gaat de herinnering weer terug in het onderbewuste.

Wanneer kan de herinnering verhuizen naar het bóvenste laatje?

Dan heb je nog enkele nieuwe kansen nodig om het te beseffen.

        Moet ik nog vaker geschopt worden, of zo?

Sommigen hebben veel herhalingen nodig om tot besef te komen. Als ik het goed begrijp, is het mijn eigen schuld dat ik geschopt word, omdat ik het zélf ooit gedaan heb. Precies. Alle daden krijg je terug, net als een boemerang.

         Dus ik word niet door God bestraft, maar door mezelf!

Zie het niet als straf, maar als een nieuwe kans. Door die nieuwe kansen word je bewust, dus wijs.

          Is wijs zijn hetzelfde als slim zijn?

Nee, want dat zou betekenen dat alleen slimme mensen wijs zouden kunnen zijn. Je bent wijs als je ervaringen hebt opgedaan. Die ervaringen komen in het bovenste laatje terecht, omdat je er bewust van bent. Positieve ervaringen móeten wel in het bovenste laatje gestopt worden, want je wilt ze graag vaak gebruiken.

         O ja, handig.

Maar ook hierbij geldt weer dat niet God maar jij zélf bepaalt wat positief is. Stel dat je nog niet weet dat het positief is om iemand te helpen.  Dan kom je er tóch achter, want het gevólg is dat iemand dan aardig tegen je doet, want het voelt fijn als je geholpen wordt.

         Ja, dat weet ik wel.

Juist omdat diegene dan aardig doet, voelt het voor jou óók fijn en dan ga je nog váker helpen, want je wilt je váker fijn voelen. Dan heb je dus bedacht dat helpen góed is.

Aha, daarom kan goed en fout bij alle mensen verschillend zijn.

Ja, want iedereen vindt iets ánders fijn. En wijsheid krijg je door ervaringen op te doen en ook die ervaringen zijn bij alle mensen verschillend.

        Maakt het dan helemaal niets uit wat je doet of denkt?

Nee, iedereen is totaal vrij om zelf te weten wat ie doet. Hij komt er vroeg of laat zélf achter wat goed voor hem is, of wat juist niet.

Oef, maar nu wil ik zelf niet meer stelen, omdat ik zelf ook niet bestolen wil worden, want ik héb al zo weinig. Oké, dat is dan jóuw éigen wijze besluit.

Maar dan zal ik wel honger krijgen, Evi.

Lieve Sanchez, je kunt God om hulp vragen, zo vaak als het nodig is. Ik durfde het nooit te vragen, omdat ik dacht dat Hij niet naar me zou luisteren, omdat ik een dief ben. Nu weet je wel beter, toch? God ként geen oordeel. 

Je kunt bijvoorbeeld vragen of God je vader helpt een baan te vinden. 

Op een dag zal er dan iets onverwachts gebeuren...

        Wat dan?

Misschien gebeurt er dan wel een klein wonder.

        Daar geloof ik niet in hoor.

En tóch gebeuren ze elke dag. Dat zul je nog gaan merken, Sanchez!

 Zeg maar tegen Sanchez dat ik God om hulp zal vragen. 

Nu zal ik hun huisje helemaal in het licht zetten, zodat er vanaf nu alleen nog maar geluk voor dit gezin zal zijn.                 

O, kijk eens wat Mono doet, Sanchez! Hij zet jullie hele huisje in het licht. Nu zijn jullie beschermd tegen ellende en zal alles veranderen in geluk!

        Laat hem eens buiten kijken, Evi.

Ga eens buiten kijken, Sanchez, ik geloof dat ik iets hoor…

Hé…daar staat een geit, een échte geit! Jippie!!! Een wónder, een wónder, een wónder! Olééé, olé, olé olé!

Wat fantastisch, Sanchez. De melk van de geit kunnen jullie zelf drinken of er boter en kaas van maken. Een deel ervan kun je verkopen. Dan kan je vader nette kleding kopen en dan gaat  hij naar een grote stad en vindt daar een baan.

        Ohóóó, da’s toch een prachtig wonder!      

Dit wonder gebeurde wel érg snel, Mono. Hoe kan dat?

       Misschien omdat het écht hard nodig was.

Maak je familie maar eens wakker om de geit te laten zien.

Wat zullen ze blij zijn. Dankjewel Evi, dankjewel Mono enne…dankjewel God!

         Laten we gaan, Evi.

Goed Mono, terug naar Nederland.

 ---

Toen ik ‘s morgens wakker werd, lag ik nog wat ná te mijmeren. Ik realiseerde me dat ik toch wel erg veel geluk heb gehad om in zo’n rijk land geboren te worden. Natuurlijk zijn hier ook wel arme mensen, maar echt honger hoeven de meesten hier niet te lijden, omdat hier alle mensen voor elkaar moeten zorgen. Iedereen betaalt hier belasting, zodat de mensen die echt niet kunnen werken een uitkering krijgen. We zorgen hier goed voor elkaar. Ja, dat is wel mooi hier in Nederland. Ik dacht nog even aan die arme Sanchez… Sjonge, wat heb ik toch geboft!