Bos

Ik moet effe bijtanken, Bos.

       Wat is er aan de hand, Evi?

Weet je, Bos... ik ben vandaag wat verdrietig en lusteloos.

       O... Is er misschien iets vervelends gebeurd?

Ach, er gebeurt elke dag wel iets naars in de wereld.

Daar merk ik niets van. Voor mij is elke dag een prachtige dag.

Was dat voor mij ook maar zo.

       Snuif de heerlijke frisse geur eens op, Evi.

Mmm, ja fijn zeg.

En kijk eens naar de bomen en de struiken, álles is hier zo mooi!

Je hebt gelijk, bos. Hier verdwijnt mijn verdriet heel snel, daarom kom ik hier zo graag.

        Maar vertel eens, wat weegt er zo zwaar bij je?

Vanmorgen las ik zoveel nare dingen in de krant. Ik las dat er ontzettend veel weeskinderen in Afrika zijn, omdat hun ouders zijn gestorven aan aids. Hoe moeten die kinderen nu helemaal alleen voor zichzelf zorgen?  Ze moeten op straat leven en ze hebben bijna niets te eten. Da’s toch vréselijk, nietwaar Bos?

        Potverdrie, gaat dat daar écht zo?

Ja. Ik las ook dat er in Zuid-Amerika kinderen in rioolbuizen leven en dat ze drugs gebruiken  om hun verdriet te vergeten. Dat zijn toch akelige berichten, Bos.

Jemig, dat wist ik helemaal niet. Hier in het bos hoor je nooit zulke verhalen. 

Als ik jou was, zou ik maar geen krant meer lezen, dan word je ook niet zo verdrietig.

Daar heb je natuurlijk best gelijk in, Bos. Maar op tv zie je ook allerlei afschuwelijke dingen op het nieuws. Gisteren nog zag ik dat er een vrachtwagen vol met varkens was gekanteld op een snelweg. Al die varkens lagen daar dood op straat. Mijn hart draait dan om, ik kan er gewoon niet tégen!

Maar dan kijk je toch gewoon niét naar al dat vreselijke nieuws op tv.

Tja, beste Bos... ik kan mijn kop wel in het zand steken, zoals struisvogels dat doen.  Maar tóch weet ik dat in de wereld zóveel problemen zijn.  Ik weet niet goed wat ik eraan kan doen. Ik kan toch niet zomaar niets doen en maar gewoon blijven fluiten alsof het er niet is!


Nee. Máár, lieve meid, dat zijn zulke grote problemen... Die kun je in je eentje nóóit voorkomen of oplossen. Dat bestaat niet.

Hoe doe jij dat dan, Bos? Hoe los jij zulke problemen op?

Er zijn hier geen onoplosbare problemen, Evi. In de natuur lost alles zich vanzélf op. Iedereen zorgt voor elkaar en alles houdt elkaar in evenwicht. 

Mooi zeg, ik denk dat ik maar hier kom wonen.

Je bent natuurlijk van harte welkom, maar voor een kind is het toch wel erg moeilijk om je hier warm te houden. Het kan hier ’s nachts behoorlijk koud zijn. 

En wat zou je kunnen eten? Eikeltjes en dennenappels?

Nou nee, die lijken me meer voor de eekhoorntjes. Mensen kunnen maar beter in een huis wonen.

Maar nu weet ik nog steeds niet hoe ik problemen kan oplossen.

Oké, ik zal proberen er wat van uit te leggen. Weet je wat concentreren is?

Ja! Je aandacht ergens heel sterk op richten.

        Dat bedoel ik. Enne... geloof jij in de Alkracht?

Ja hoor. En ik weet ook wel zéker dat de Alkracht bestáát, ik noem het “God”.

Mooi zo. Luister goed naar wat ik nu zeg: God ís alles en kán alles. Wat jij niet kunt oplossen in  je eentje, daar vraag je de hulp van de Alkracht voor.

Ach natuurlijk, Bos. Je hebt het over bidden of mediteren, is het niet?

        Je mag het noemen zoals je wilt, dat maakt me niets uit.

Maar met bidden kun je toch niet voorkómen dat er iets ergs gebeurt?

        Misschien niet en misschien ook wél. Daar ga ik niet over.

Nu ben je wel wat vaag, Bos.

Laten we het nog eens over die ziekte aids hebben. Die bestaat nu eenmaal en is niet zomaar weg te toveren. Maar wat je dan wél aan de Alkracht kunt vragen is dat wetenschappers iets zullen ontdekken tegen die ziekte. Je kunt ook hulp vragen voor al die weeskinderen, dat bijvoorbeeld héél liefdevolle mensen deze kinderen gaan verzorgen.

Dat zijn wel heel mooie gedachten van je, Bos.  Dus ik kan me eerst op dit probleem concentreren en dan hulp vragen?

Inderdaad, je kunt het gewoon vrágen. Weet je dat gedachten kráchten zijn? Jouw gedachten zetten iets in beweging.

Eigenlijk wist ik dat wel, Bos. Maar ik dacht er even niet aan dat die ook op zulke grote afstanden kunnen werken.

Afstand maakt totaal niets uit. Gedachten lijken namelijk op radiogolven en die zijn over de héle wereld op te vangen.

Deze ideeën maken me een stuk vrolijker, Bos. Ik hoef dus voortaan niet meer werkeloos toe te zien?

Néé! Aan alle ellende is iets te doen, ook al kun je niet zélf de handen uit de mouwen steken.

Wat fijn, beste Bos! En nu ga ik maar eens fluitend naar huis.

Doe dat maar gauw, lief kind. Anders maken je pap en mam zich misschien nog ongerust. Dank je wel voor dit fijne gesprek. Ik heb zoiets nog nooit meegemaakt!

Ik óók niet, Bos. Ik wil nog wel eens met je praten!

        Dóen hoor. Dag Evi.