Donder en bliksem

Hé, waar zijn jullie in hemelsnaam mee bézig daarboven?

          Tegen wie heb je het?

Tegen jou, Donder en ook tegen jou, Bliksem.

           Wat doen we dan verkeerd, jij kind daar beneden?

Het lijkt wel of jullie ruzie aan het maken zijn.

           Dat heb je goed gezien! Wij maken áltijd ruzie.

Wel, dan wordt het de hoogste tijd dat jullie daarmee ophouden!

           Waar bemoei jij je mee, kleine dondersteen.

Rommelderommel - BOEM! hoor ik weer. En je scheldt me uit voor “kleine dondersteen”... dat ben je zélf, donderse Donder!

            Kappen, bliksemse meid!

Bliksemse meid? Kijk eens naar jezélf, Bliksem!

   Kijk maar uit voor mij, ik kan je zó pakken als ik wil.       KEDENG!

Als je maar niet denkt dat ik bang voor je ben!  Ik doe gewoon mijn raam dicht en dan kun je me lekker niet pakken, stomme bliksem.

Dan steek ik jullie dak in de fik. 

Kan lekker niet. Want op ons dak staat een bliksemafleider en die zorgt ervoor dat jouw elektriciteit in de grond verdwijnt.

        Hè, wat jammer nou.

Wordt het niet eens tijd dat jullie fatsoenlijk met elkaar gaan práten, in plaats van ruzie maken?

               Met elkáár? NOOIT!

Waaróm nou niet?

          Ik háát die hete Bliksem, hij maakt álles kapot!

En jij, Bliksem... Waarom wil jij niet met de Donder praten?

Ik heb een blóedhekel aan de Donder, hij maakt véél te veel  herrie!

Ach zo... Jij maakt anders ook flink kabaal, Bliksem.

            Niet waar. Ik word dóóf van die harde donderslagen!

Nou nou nou, wat een gekissebis. Kan het niet een beetje minder?

       Nee, ábsoluut onmogelijk!

Ik kan de Donder niet lúchten!

Mmm, is er geen enkele verzoening mogelijk?

NEE NEE NEE en nóg eens NEE!.

Jeetje, wat zijn jullie koppig. Wat moet ik nou met jullie aanvangen? Weet het eigenlijk niet meer.

       Ik zei toch dat je je niet met ons moet bemoeien.

Hebben jullie ooit gehoord van verdraagzaamheid?

        Hu? Nee, nooit van gehoord.

Ik ook niet.

Kijk eens naar de mensen. Die zijn allemaal verschillend. Behalve hun verschillende huidskleuren hebben ze ook totaal andere eigenschappen. De een is verlegen, de andere pittig, verwaand of snel aangebrand.  Er zijn ook zachtaardige mensen, materialistische mensen, nieuwsgierige mensen of wijze mensen.

          Nou... én?

Tja, ze móeten elkaar wel verdragen, ook al vinden ze elkaar niet altijd even leuk, want ze moeten tenslotte met elkaar op dezelfde planeet wonen. Daarom moet er véél met elkaar worden gepraat.

Wij hoeven elkaar niet te verdragen en niet met elkaar te praten, want wij wonen niet op jullie aarde. Wij wonen in de lucht.

De lucht hoort toch ook bij de aarde?

          Is dat zo?

Volgens mij wel. Jullie maken toch ook geen ruzie met de regen of de sneeuw?

          Nee. Jij wél, Bliksem?

                  Eh... nee, ik ook niet.

Hebben jullie ook een hekel aan de wind?

                  Ik zou niet weten waarom. En jij, Donder?

          Eigenlijk niet, Bliksem.

De regen, de sneeuw en de wind wonen wel samen met jullie in de lucht.

 Donders, dat klopt wel ja. En ik heb ook geen ruzie met de zon en de sterren.                  

Bliksems, je hebt gelijk. Waarom zouden wij niet wat fatsoenlijker met elkaar kunnen omgaan, elkaar wat beter verdragen?

Wauw, dat bedoel ik nou. En weet je wat zo grappig is? Jullie hebben weer een beetje met elkaar gepráát! Het was een klein gesprekje, maar tóch… het begin is gemaakt.

Warempel, donders kind... je hebt het voor elkaar gekregen.

Weet je, jullie horen volgens mij gewoon bij elkaar.  Net zoals de regen bij de wolken hoort en het maanlicht bij de maan.                                           

Klopt! Zullen we elkaar dan maar eens de hand schudden, Donder?

    Goed plan, Bliksem. BOEM!

                Wij zijn vriendjes, Donder. KEDENG!

Voortaan geen ruzie meer maken, hè jongens!  En nu klap ik het raam dicht. Goede avond.

Vragen voor jou