Waar komt Mono vandaan?
Waar komt Mono vandaan?
Zeg Mono, Ik ken je nu al zó lang, maar eigenlijk weet ik niet eens waar je vandaan komt.
Daar hebben we inderdaad nog nooit over gesproken.
Vreemd dat ik me dat nooit eerder heb afgevraagd.
Heb je ooit in het écht een eenhoorn gezien? In een dierentuin bijvoorbeeld?
Nou nee, je lijkt wel wat op een paard, maar dat ben je niet. Je hebt tenslotte vleugels en een hoorn en die hebben gewone paarden evenmin.
Ik bén dan ook geen paard.
Heb je wel een vader-eenhoorn en moeder-eenhoorn gehad?
Nee, maar voor mijn gevoel heb ik wel altijd al bestaan.
Maar je móet toch een keertje geboren zijn, nietwaar?
Vast wel.
Maar wáár dan? Op een mooi tropisch eiland soms?
Nee, ik ben niet van deze aarde. Ik heb alleen maar een lichtlichaam.
Kom je van een andere planeet soms, die we hier nog niet kennen?
Nee, ik ben geen marsmannetje of zoiets dergelijks.
Je bent wel vaag vandaag, Mono. Kom je uit een andere sfeer misschien?
Ja, ik kom uit een prachtige astrale sfeer, waar elfjes, kabouters, feeën en zeemeerminnen wonen. Je ziet er dansende lichtvelden en zingende bloemen. Er zijn regenboogrivieren en genezende watervallen. Met je eigen fantasie kun je er alles laten ontstaan, wat je maar wilt. Het is er fantastisch!
Bedoel je Sprookjesland of Fantasieland?
Wij noemen het Hiranyaloka.
Moeilijke naam zeg. Wonen daar ook mensen?
Er wonen wel zielen van mensen die op de aarde heel liefdevol waren en heel veel kennis van het Zelf hebben. Die zielen hoeven niet meer terug naar de aarde om te leren.
Blijven ze altijd dáár?
Alleen als ze dat zouden willen, maar de meeste zielen reizen verder door naar het Allicht.
Wat is dat, het Allicht?
Dat is de oorsprong van alle zielen, daar zijn ze weer één met het licht, waaruit elke menselijke ziel bestaat.
Dus daar in het Allicht ben je weer thuis.
Inderdaad.
Als ik het goed begrijp is het Allicht hetzelfde als God en Allah.
Precies, en ook hetzelfde als Brahma en Jahwe.In het Allicht bén je de allesomvattende liefde.
O wat prachtig, Mono! Ben jij al ooit in het Allicht geweest?
Eén ogenblik in de tijd mocht ik ervaren hoe het was… Maar ik blijf nog een poosje op het sprookjesachtige Hiranyaloka, daar is het ongelooflijk zalig.
Wat doe jij dan hier op de aarde, als je in zo’n prachtige sfeer woont?
Hetzelfde als jij: kinderen de weg terug naar het licht wijzen.
Hoe wist jij dat wij moesten samenwerken. Jij kende mij toch helemaal niet?
Zielen met hetzelfde verlangen worden vanzelf naar elkaar toegetrokken.
O ja, dat is waar.
Nu ga ik je een geheim vertellen. Je weet dat mensen met hun gedachten kunnen scheppen hè?
Ja, dat weet ik. Iedereen is een stukje van God en daarom hebben wij een stukje van Zijn scheppende kracht.
Juist. Het geheim is dat mensen zelfs in staat zijn om een hele nieuwe sféér te scheppen.
Ook de sfeer waar jij vandaan komt?
Ja, ook Hiranyaloka is een creatie van de mensen.
Werkelijk? Is zoiets prachtigs mogelijk?
De mensen zijn in staat om met hun gedachten een prachtige hemelse sfeer te scheppen.
Dan zijn ze vast en zeker ook in staat een rótsfeer te scheppen…
Klopt, die mensen hebben nog geen weet van hun eigen scheppende kracht. Als ze steeds nare dingen bedenken, voelen ze zich thuis in een rotte sfeer.
Best zielig eigenlijk.
Daarom doen wij met ons tweetjes goed werk, Evi.
Iéts is me nog niet helemaal duidelijk. Uh… als mensen een sfeer scheppen, scheppen wij dan ook de bewóners van die sfeer?
Hoe bedoel je?
Ben jij een bedenksel uit mijn geest?
Om eerlijk te zijn, weet ik dat niet. Misschien mag dat stukje van het grote geheim nog niet worden prijsgegeven.
Ach ja, er moet natuurlijk altijd iets te fantaseren overblijven, anders is de magie weg uit het leven.
Dat zou maar saai zijn, nietwaar?
En zó is het! Maar nu is er nóg iets wat me niet helemaal duidelijk is, Mono.
Vraag maar.
Wanneer en hoe zijn de mensen de alleréérste keer ontstaan?
Dit is een goede vraag. Het begon miljarden jaren geleden in de gigantische oerzon. Daarin zat álle Goddelijke energie opgesloten. Die energie was zó gelukkig, dat hij uit elkaar bárstte van geluk.
Wat leg je dat leuk uit, ik zie het helemaal vóór me als een soort vuurwerk!
Bij die uitbarsting vlogen ontelbare lichtdeeltjes van die Goddelijke oerzon héél ver weg, de onmetelijke kosmos in. Zó ver dat ze het flink koud kregen en een jas moesten aantrekken.
Een jas?
Geen échte jas natuurlijk, maar een buitenkant, een vást materiaal. Sommige Goddelijke lichtdeeltjes bleven aan elkaar plakken en trokken een gróte jas aan; dat werden de planeten en de sterren. Andere deeltjes trokken een kleinere jas aan, dat werden de dieren en de mensen.
En de stenen dan?
Die hadden het nóg kouder en verstopten hun Goddelijk lichtdeeltje onder een nóg dikkere jas.
Mooi uitgelegd, Mono. Het enige wat we dus te doen hebben is onze jas uittrekken.
Ja, simpel toch.
De zogenaamde jassen zijn dus op een astrale planeet dunner dan de jassen op aarde?
Juist! Daardoor is het makkelijker om de éénheid met het Goddelijke deel te voelen.
Als ik mijn eigen jas weg denk, dan voel ik de Goddelijke energie in mij bruisen van geluk!
Pas maar op dat je dan niet uit elkaar barst, zoals de oerzon deed.
Grapjas!
Zullen we van jas ruilen?
Jááá, dan ben ik een poosje Mono en jij Evi. Dan kan ik eens kijken of jouw planeet écht zo sprookjesachtig is.
Ik heb een beter idee, ik neem je morgennacht gewoon lekker mee.
Mág dat? Oh, ik kan niet wachten!