Vertrouwd


                                                                                 

Vertrouwd

Hééé, hallo Kian! Ben je weer terug uit Ierland?

       Hai Evi, wat leuk je te zien! Dat is lang geleden zeg.

Ik denk zeker wel een jaar. Ik heb je gemist. Ben je op visite bij mijn buurvrouw, jouw oma dus?

       Ja, we blijven twee weken in Nederland.

Hoe vind je het om in Ierland te wonen?

Heerlijk, echt waar. Ik moest in het begin wel erg wennen op school. Ik kon niemand verstaan, dat voelde wel eenzaam hoor. 

Kun je uitleggen hoe eenzaam voelt?

Nee, ik kan niet goed een gevoel uitleggen. Ik vind het gewoon een rotgevoel.          

Ik begrijp je wel. Zij konden jou natuurlijk ook niet verstaan en daardoor voelde jij je alleen. Wat vind je fijn aan Ierland?

 Het is buiten veel mooier en ik voel me veel rustiger van    binnen. Zal ik je eens een geheimpje verklappen?

Je maakt me nieuwsgierig.

        Niet verder vertellen hoor.

Nee, natuurlijk niet.

        Ik zie daar af en toe elfjes in de lucht, als ik buiten speel.

O ja? Wat leuk! Hoe zien ze eruit?

        Als kleine dansende lichtbolletjes in de lucht.

Kun je met hen praten?

Ja, maar dat gaat niet met woorden uit je mond maar met   gedachtewoorden.

Waar praat je dan over?

Ze zeggen dat ik me geen zorgen hoef te maken en dat ik altijd blij mag zijn.

Aaah, wat lief.

Af en toe hoor ik ook mijn leraar uit het licht dingen tegen me zeggen. Vind je dat gek?

Natuurlijk niet! Ik heb zelf ook een lerares uit het licht: koningin Sofia. Maar vertel jij eerst maar eens verder. Wat zegt jouw leraar?

Meestal gaat het over mijn boosheid. Ik kan soms ineens zó vreselijk boos worden, niet normaal joh! Als klein kind stond ik al te krijsen in de box als iets niet naar mijn  zin was.  Ik heb zelfs een keer mijn arm heel erg verbrand omdat ik van boosheid een kopje met gloeiend hete thee van de tafel  trok. Als er iets niet helemaal gaat zoals ik wil, dan word ik heel  vaak boos. Ik kan er ook niets aan doen. Het gebeurt gewoon, ik kan het niet tegenhouden. Het voelt dan alsof ik van binnen ontplof.  Ik ga dan hard schreeuwen en stampen met mijn voeten. Ik schop en sla dan iedereen die bij me in de buurt komt.

En wat zegt je leraar uit het licht dan tegen je?

Hij zegt dan: ‘Ik hoor boze woorden’. Hij zegt niet dat hij dat verkeerd vindt, maar ik ga er dan wel over nadenken.

Fijn dat hij je hiermee helpt.

Jazeker, want eigenlijk wil ik helemaal niet boos zijn. Vertel nu eens wat van koningin Sofia.

’s Nachts ben ik bij haar in een soort droomwereld. Ze leert me een heleboel over mezelf, over hoe ik liefdevoller kan worden.

       Mag ik een keer met je mee?

Best hoor. Kom dan maar bij mij logeren, dan houden we elkaars handen vast als we gaan slapen. Misschien lukt het dan.

Hahaha, ik vraag het meteen aan papa en mama. Misschien mag mijn broertje Jowy ook wel mee.

Ja, vraag maar of hij ook bij ons in het grote logeerbed wil slapen? Ha Jowy, fijn om je weer te zien! Wat ben je groot geworden zeg! Hoeveel jaar ben je nu?

       Vier, bijna vijf.

Vind je het fijn om bij ons te komen slapen?

       Jááá, heel fijn! Jij bent lief, Evi.

Aah, dankjewel. Jij bent ook lief.

       Je hebt roze om je hoofd.

Hé, zie je mijn aura?

        Dat woord ken ik niet. Wat is het?

Mijn binnenkleur die naar buiten komt.

        Hihi, zie je ook mijn binnenkleur? 

Jij hebt veel groen bij je hart. 

Ik kan mijn eigen kleur niet zien, maar wel van iemand anders. Ook van onze poes.

Welke kleur heeft je poes?

        Die is soms geel en soms rood.

Ja, de kleuren veranderen als het gevoel van binnen anders is.

        Ooh, zit dat zo. Ik snapte het niet.

Nu wel hè.

        Ja. Als ik bij iemand bruin zie, wil ik ‘m vrolijk maken.

Heb je dan medelijden?

        Ja, ik vind het zielig.

Hoe maak jij iemand vrolijk?

Dan kijk ik ‘m heel lang aan en dan lach ik net zo lang tot hij terug lacht.

Hé, wat kun jij vertederen.

        Als ik kippenvel krijg, weet ik dat het heeft geholpen.

Ik krijg nu ook kippenvel, nu je dit vertelt.

        Ben je een kip? Haha.

Ja, tok toktoktok!

        Waar gaan we straks slapen?

In het kippenhok, denk ik.

         Kom maar, kip Evi.

Ik kom eraan, haan Jowy.

---

Wat voel ik me vertrouwd met Kian en Jowy. Ook al zie ik hen maar heel af en toe, het is alsof ze niet zijn weggeweest. Iets in hen lijkt op mij, waardoor ik me op mijn gemak voel. Ik weet niet precies wát, maar het voelt zo heerlijk sámen, alsof Kian en Jowy mijn broertjes zijn.

Vragen voor jou