Crematie

Wat een klein kistje voor Tibbe.

Tibbe past er precies in.

Er ligt een wit lakentje in de kist.

Tibbe is ook wit.

Ik zal hem eens aaien.

Oei, hij voelt koud, zijn handjes en ook zijn gezichtje.

Ik zal een warme deken halen.

Of voelt hij die niet?

Hij heeft zijn oogjes dicht.

Tibbe kan niets zien.

Zal ik zijn ogen openmaken, of zijn z’n ogen ook dood?

Dood is wel raar.

Niets doet het meer.

Zijn lijfje is leeg,

maar de échte Tibbe leeft verder, zegt mama.

Ik weet alleen niet waar.

Straks wordt zijn lege lijfje verbrand.

In hete vlammen in een oven.

Hij wordt geen cake maar as.

Die as stoppen ze in een pot met een deksel erop.

Papa en mama schrijven zijn naam erop.

Dan vergeten we hem niet.

Wel zielig dat Tibbe niet leeft.

Mama huilt veel.

Papa heeft veel verdriet en zegt niet veel.

Ik maak drie mooie tekeningen, één voor papa, één voor mama en één voor Tibbe.

Die leg ik in het kistje.

Dag liefste Tibbe.


Wat is dood?