Baby Tibbe is dood
Hallo vlinder, hoe heet je?
Ik heet Liefste.
En hoe nog meer?
Liefste mama, liefste papa, liefste zusje, liefste broertje, liefste oma, liefste opa, liefste tante, liefste oom, liefste vriendin, liefste vriend, liefste juf en nog véél meer.
Jee, heb je zoveel namen?
Je mag zelf weten hoe je me noemt.
Goed, dan noem ik je Liefste Tibbe.
Ken je iemand die Tibbe heet?
Ja, hij was mijn broertje.
Is hij nu niet meer je broertje?
Nee, hij is dood. Al drie dagen.
Oei, hoe ging hij dood?
Hij was veel te piepklein, toen hij geboren werd.
Zo klein als een muisje?
Nee, wel iets groter. Hij paste precies in twee handen van mama. Dat is super klein voor een baby. Papa had beloofd dat ik met hem kon spelen als hij groter zou worden. Maar ik kan toch niet spelen met iemand die dood is.
Nee, dat is heel jammer.
Maar je kunt wel met hem praten.
Hoe dan? Ik zie hem toch niet meer.
Je hebt me al Liefste Tibbe genoemd.
Zal ik dan doen alsof ik Tibbe ben?
Dan praat je met mij, goed? Wel een beetje raar, of niet?
Nee hoor, alle kinderen praten met mij.
Goed, dan doe ik alsof jij Tibbe bent, Liefste Vlinder.
Ja, nu doe ik alsof ik Tibbe ben.
Hallo Tibbe.
Hallo grote broer.
Wat is dood eigenlijk, Tibbe?
Je lijfje doet het dan niet meer.
Leg eens uit, wil je?
Je hartje stopt en je ademt niet meer. Eigenlijk doet niks het meer.
Waarom ben je zomaar dood gegaan, Tibbe?
Mijn lijfje was nog niet helemaal af.
Ik heb gezien dat je een hoofd had, een buik, een rug, twee armen en twee benen. Dan ben je toch klaar?
Van buiten wel, maar van binnen was ik nog niet af.
Van binnen?
Ik kon nog niet zelf ademen en dat moet als je geboren wordt.
Waarom was je dan niet in mama’s buik gebleven, tot je af was?
Ik kon het niet tegenhouden, ik kwam er vanzelf uit.
Is het de schuld van mama’s buik?
Nee, haar buik kon er ook niets aan doen.
Heeft mama je eruit gehaald?
Dat kan helemaal niemand.
Is het erg om dood te zijn, Tibbe?
Nee hoor.
Zul je mij missen?
Nee, ik ben wel dood maar ik ben niet weg.
Maar ik kan je niet zien.
Ik kan jou wel zien.
Echt?
Ja, je draagt een rode trui.
Ik wil jou ook zien.
Dat kan niet, mijn échte ik is onzichtbaar, net als lucht. Daarom kun je me niet zien maar wel voelen.
Met mijn handen?
Zo niet, maar wel binnen in je hart als je aan mij denkt.
Wat voel ik dan?
Zachte kriebeltjes.
Kriebel jij mij dan?
Ja, ik kriebel je heel zacht, net als de vleugels van een vlinder. Voel maar.
O dat is fijn, dan denk ik heel vaak aan jou, liefste Tibbe.
En ik aan jou.
Dáág Tibbe, tot volgende keer.